Verhalen & Gedichten

Samen

Dit is niet echt een gedicht maar wist niet echt hoe ik het anders moest noemen.

Samen zijn
Samen delen
Samen lachen
Samen huilen

Elkaar liefhebben
Elkaar vasthouden
Elkaar beschermen
Elkaar respecteren

Samen elkaar helpen
Samen elkaar kiezen
Samen elkaar aanbidden
Samen elkaar gelukkig maken

Liefde die je samen deelt
Liefde die je samen uitstraalt
Liefde die je samen voelt
Liefde die je samen sterk maakt

Geluk wat je samen maakt
Geluk wat je samen deelt
Geluk waar je samen van geniet
Geluk waar je samen aan vasthoud

Liefde en geluk dat je alleen samen kunt hebben
Liefde en geluk zoals je die alleen samen kunt delen
Liefde en geluk, samen, doordat je je hart volgt
Liefde en geluk, samen, doordat je voor elkaar kiest

Liefde kan alleen vanuit het hart komen
Liefde kan nóóit een keuze van het verstand zijn
Liefde kan geen stand houden zonder het hart
Liefde kan geen stand houden onder valse voorwendselen

Relaties kun je niet doorzetten uit gemak
Relaties kun je niet doorzetten zonder liefde
Relaties kun je niet doorzetten uit angst
Relaties kun je niet doorzetten als het steeds mislukt

Ook ik houd van jou
Ook ik heb jou lief
Ook ik kies voor jou
Ook ik bied je mijn hart

Ik beloof je mijn trouw
Ik beloof je mijn liefde
Ik beloof je mijn hart
Ik beloof je mijn steun

Voor jou heb ik alles over
Voor jou zou ik mijn leven geven
Voor jou leg ik mijn hart open
Voor jou leg ik mijn ziel bloot

Ik kies voor jou
Ik kies voor liefde
Ik kies voor geluk
Ik kies voor een toekomst

Jij kiest niet voor mij
Jij kiest voor gemak
Jij kiest voor onderdrukking
Jij kiest uit angst

Pijn en verdriet bezorgt mij dit
Pijn en verdriet bezorgt jou dit
Pijn en verdriet is het resultaat
Pijn en verdriet is wat overblijft

Samen zijn met jou is wat mijn hart smeekt
Samen zijn met jou is wat mijn ziel vraagt
Samen zijn met jou is waar ik van droom
Samen zijn met jou is wat ik wil

Helaas, je houd van mij maar bent bang
Helaas, je houd van mij maar durft niet
Helaas, je houd van mij maar kiest niet
Helaas je houd van mij maar ik blijf alleen

Ondanks onze liefde
Ondanks onze wensen
Ondanks ons verdriet
Ondanks onze hoop

Blijf je koppig vasthouden aan je angst
Blijf je koppig denken dat het beter word
Blijf je koppig denken dat ik zonder jou kan
Blijf je koppig denken dat je zonder mij kunt

Dus nu is het tijd voor afscheid
Dus nu lees ik jouw blogs
Dus nu denk ik weer dat je niet kiest
Dus nu denk ik weer aan jouw verdriet

Wil ik je beschermen
Wil ik je troosten
Wil ik je liefhebben
Wil ik je geluk geven

Helaas, ik kan dat niet
Helaas, ik mag dat niet
Helaas, je verstopt je verdriet
Helaas, je luistert niet naar je hart

Samen zijn we niet
Samen zijn we nooit
Samen kunnen we niet zijn
Samen wil je niet zijn

Tot je luistert naar je hart
Tot je luistert naar je verdriet
Tot je luistert naar je wens
Tot je luistert naar de realiteit

Zijn wij samen alleen
Zijn wij samen verdrietig
Zijn wij samen eenzaam
Zijn wij samen twee helften van één verscheurde ziel

Liefde en Verlies

Naakt en alleen
Bibberend van de kou
Eenzaam en verloren
Wachtende op jou
Op diegene
Die mij nooit kwetsen zou

Eenzaam en alleen
Vol verwachting en vol moed
Blijf ik geduldig wachten
Het komt toch echt wel goed?
Ik heb vertrouwen
Dat jij mij geen pijn doet

Dus wacht ik
Hongerig, alleen en koud
Bevreesd vraag ik me af
Of je misschien iets achterhoudt?
In paniek denk ik
Had ik het dan fout?

Eindelijk dan toch
Als ik denk dat je mij hebt verlaten
Krijg ik een teken van leven
Mijn hoop mocht niet baten
Je hebt je laten overtuigen
En gaat mij nu in de kou achterlaten

Een laatste bericht
Krijg ik nog
Het spijt je
Het was echt geen bedrog
Maar hoe ik ook smeek
Verlaten ga je mij toch

Naakt en eenzaam
Jouw belofte klinkt nog in mijn oren
Verdrietig en alleen
Heb ik je nu echt verloren?
Waarom verlaat je mij?
Ik heb je mijn liefde bezworen

En jij hebt die liefde
Zonder vragen aanvaard
En vervolgens ook mij
De liefde verklaard
Vele malen hebben wij
Verliefd naar elkaar gestaard

En nu ben ik hier
Alleen in de kou
Voor altijd wachtende
Wachtende op jou
Op diegene
Die mij nooit kwetsen wou

En ondanks het magere excuus
Wil ik nog steeds de jouwe zijn
Ondanks het kwetsen
Het verdriet en de pijn
Wil ik alles vergeven en vergeten
En gewoon weer samenzijn

Dus nu zit ik hier
Hoe kan ik jou vergeten?
Je bent mijn droom
Ik heb je achterna gezeten
Je bent mijn wens
En je hebt mij weggesmeten

En hoe krijg ik jou terug?
Je wil mij kennelijk niet
In plaats daarvan
ben jij degene die mij achterliet
Eenzaam en alleen
Vol van verdriet

Zit ik hier
En voel me bedot
Naakt en alleen
Verdrietig, verloren en kapot
Blijf ik eenzaam achter
Met een hart dat langzaam wegrot

Romantic story 1 - Huwelijksaanzoek

Aangezien ik niet heel veel inspiratie heb momenteel om verder te gaan met mijn Fantasy Story en ik ook eigenlijk vind dat het eerste hoofdstuk daarvan herschreven moet worden heb ik een ander kort verhaal tussendoor geschreven. Een romantisch verhaal dit keer, gedeeltelijk geïnspireerd door mijn eigen leven maar eigenlijk vooral door de onderstaande spreuk die ik vandaag tegenkwam op Facebook. Het bijbehorend plaatje vond ik dan weer nergens op slaan Wink

 

"Love is when you touch someone with your spirit, and in turn she touches your soul with her heart."

 

 

Een kort romantisch verhaal

 

Arm in arm lopen we door het park langs het water.

Het is inmiddels 2 jaar geleden dat we samen door die moeilijke tijd heen gingen. De periode waarin zij moest kiezen tussen haar ex-man en kinderen aan de ene kant en mij aan de andere kant. Een keuze die haar verscheurde en zeer moeilijk was, zelfs al wist ze dat ze haar kinderen nooit echt zou kwijtraken, ze zou ze wel pijn doen als ze voor mij zou kiezen. Maar na 6 maanden niet kunnen kiezen en een hele hoop moeilijkheden en emotionele problemen voor ons beide stond ze toch opeens op mijn stoep.

En nu zijn we twee jaar verder. Twee jaar waarin we elkaar steeds meer zijn gaan liefhebben, waarin haar kinderen hebben kunnen wennen aan mij als nieuwe man in het leven van hun moeder en waarin ze later hebben kunnen wennen aan de nieuwe liefde in het leven van hun vader. Twee jaar waarin ook de vriendschap tussen haar en haar ex-man weer goed is geworden en zelfs ik weer bevriend met hem heb kunnen worden.

Het eerste half jaar was zwaar, voor haar en de kinderen maar soms ook voor mij. Af en toe vond ik het zwaar om te haar duidelijk te maken dat ze uiteindelijk voor iedereen de beste keuze had gemaakt. Gelukkig kwam ze daar zelf achter toen het steeds beter ging met iedereen na een half jaar. Ze merkte ook dat zij zelf gewoon gelukkig was zelfs al was haar verstand bij tijd en wijle nog heftig aan het twijfelen of ze wel de juiste keuze had gemaakt. Ik vond het in die tijd vooral erg wennen om ook een rol in het leven van haar kinderen te krijgen en in het begin erg moeilijk om daar een goede balans in te vinden zonder hun vader zijn rol te ontnemen, gelukkig kon ik hier na een paar maanden goed mee omgaan en kreeg ik zelfs complimenten van hun echte vader hierover op den duur. Voor mij was deze vrouw dit toen, en nu nog steeds, dubbel en dwars waard en ik zou het allemaal zo weer doen als het nodig was. In de eerste maanden was het behelpen in mijn kleine huis, vooral als de kinderen er ook waren, maar gelukkig konden we al snel een groter huis vinden met genoeg ruimte voor iedereen en zelfs een leuke tuin. Langzamerhand loste alle problemen zich op ook al waren de eerste maanden voor iedereen erg wennen, uiteindelijk voelde iedereen zich er fijn bij, om niet te zeggen zielsgelukkig.

Dus nu zijn we twee jaar verder en lopen we arm in arm in het parkje waar we in het begin ook liepen. De kinderen zijn dit weekeinde bij hun vader dus we hebben alle tijd. We praten over de kinderen en hoe goed het de laatste tijd met hun gaat op school en hoe hard ze groeien, over onze banen, over het eten wat ik vanavond gekookt heb en over wat er verder nog zoal in ons opkomt. Na een tijdje komen we bij het bankje, ons bankje, het bankje waar we onze eerste kus hebben uitgewisseld, het bankje waar we samen romantisch onder de volle maan hebben gezeten en naar sterren zaten te kijken. Hier gaan we zitten en kruipen dicht tegen elkaar aan, genietend van elkaars aanwezigheid en samen sterren kijkend.

Na een tijdje ziet ze een vallende ster en wijst mij hier op met de woorden: "kijk een vallende ster! Dan mag je een wens doen." Ik doe daadwerkelijk een wens en kijk haar vervolgens aan. Zij kijkt mij ook net aan en uit onze ogen spreekt nog steeds de liefde van de eerste dag. Op dat moment staat mijn besluit vast, ik ga zorgen dat mijn zojuist gedane wens uitkomt, het is nu of nooit. Voorzichtig maak ik me los uit haar armen en ga staan. Als zij ook wil gaan staan ga ik door mijn knieën terwijl ik iets uit mijn broekzak pak. Iets wat al een week in mijn broekzak brandt wachtende op het juiste moment. Zij ziet mij door mijn knieën gaan en gaat weer zitten, waarschijnlijk denkende dat ik een strek oefening doe tegen de RSI zoals ik dat wel vaker spontaan als er een spier vast zit.

In plaats van mijn benen te strekken ga ik voor haar zitten op één knie en pak haar hand. Ik kijk haar aan en vraag heel simpel, maar vanuit mijn hart gemeend: "wil je van mij de gelukkigste man op deze aarde maken en met mij trouwen?" Ondertussen laat ik haar de ring zien die zo aan het branden was in mijn broekzak de afgelopen dagen. Deze ring is de trouwring die  vroeger van mijn oma is geweest, het is een smalle witgouden ring met een witgouden roosje er op en daarin drie kleine diamanten. Mijn moeder heeft deze ring altijd bewaard en hem aan mij gegeven toen ze hoorde dat ik deze vrouw ten huwelijk wou vragen. Ik heb hem op maat laten maken voor mijn grote liefde, iets wat veel moeite koste want ik wist haar maat natuurlijk niet. Zonder dat zij het gemerkt heeft heb ik vorige week een ring van haar gestolen om aan de juwelier te laten zien zodat deze haar maat kon bepalen. Maar goed, nu is het dan eindelijk zover. ik heb haar gevraagd. We wonen al twee jaar samen dus de kans dat ze weigert is erg klein denk en hoop ik. Maar toch ben ik doodsbang dat ze nee zal zeggen. Of dat ze misschien niet nog een keer wil trouwen. Of dat ze zelfs niet zoveel van mij houd als ik denk en hoop.

Ze kijkt mij met grote, verbaasde ogen aan. En omdat ik op de grond zit en zij naar beneden naar mij kijkt kan ik in het maanlicht niet goed zien of er nou liefde of wat anders uit haar ogen spreekt. Elke seconde dat ze mij aankijkt en niets zegt voelt als een jaar aan voor mij op dit moment. Ik word steeds zenuwachtiger en probeer haar ogen te lezen waardoor ik helemaal mis dat haar mond langzaam een steeds grotere glimlach word als het echt tot haar doordringt wat ik vraag en dat ik het echt meen. Opeens hangt ze om mijn nek en fluistert met een gebroken stem in mijn oor: "ja, oh ja."

Hierna geeft ze mij de kans om de ring aan haar vinger te schuiven waarna we elkaar uitgebreid knuffelen en kussen terwijl we allebei in tranen van geluk zijn. Zo zitten we daar nog een tijdje en zelfs een late wandelaarster en haar hond moeten van ons horen dat ik haar net ten huwelijk heb gevraagd. Deze oudere vrouw vind het heel romantisch en feliciteert ons uitgebreid terwijl ze zelf met tranen in haar ogen terugdenkt aan de dag dat haar man haar ten huwelijk vroeg. Zij deelt een tijdje in ons geluk en loopt daarna in zichzelf glimlachend en verzonken in haar eigen romantische momenten in het verleden weer verder. Ook wij besluiten om weer richting huis te gaan. Hier aangekomen moet ze natuurlijk haar moeder bellen en het grote nieuws vertellen ook al is het inmiddels half één 's nachts. Ondertussen bel ik ook mijn moeder die met smart zit te wachten op het moment dat ik eindelijk de vraag heb durven stellen.

Nadat we onze moeders tevreden hebben gesteld met alle details maak ik een flesje wijn open voor ons samen en haal wat lekkere kaasjes en toastjes uit de kast terwijl zij ondertussen een paar kaarsen aansteekt en op tafel zet. Dan kruipen we samen op de bank en terwijl we liefdevol tegen elkaar aanzitten voeren we elkaar toastjes en soms een slokje wijn. Natuurlijk word dit vaak afgewisseld met innige kussen, dikke knuffels en tranen van geluk. Op die manier vieren we ons samenzijn, ons geluk, ons heden en onze toekomst. Morgen is wat ons betreft vroeg genoeg om samen met de moeders een bruiloft te gaan plannen, want die staan te popelen natuurlijk. Nu willen we genieten van elkaar.

's Avonds als we in bed liggen denk ik terug aan het begin en bedenk ik me weer hoe erg deze vrouw alle moeite waard is, ondanks alle moeilijkheden, pijn en verdriet van het begin ben ik oneindig dankbaar dat ik uiteindelijk toch mocht proberen om haar gelukkig te maken. En dat ik dat kennelijk tot nu toe goed genoeg doe want ze heeft daadwerkelijk er in toegestemd om met met mij te trouwen, ik kan het nog steeds niet helemaal geloven. Ik denk niet dat ik gelukkiger kan zijn dan ik nu ben in dit leven.

Terwijl ik langzaam in slaap val hoop en bid ik dat deze mooie en lieve vrouw voor altijd bij mij zal blijven en dat we samen oud zullen worden en dat ik haar altijd gelukkig zal maken.

Fantasy story 1 - Hoofdstuk 1 - De elven boodschapper

Zachtjes sluipt de jongen door het bos.

Hij valt bijna niet op in zijn groen en bruin getinte kleding.

Langzaam maar zeker sluipt hij langs het wild pad op zoek naar zijn leraar, de boswachter in dienst van baron Ernest.

De baron, een ernstige en geleerde man, was zo aardig om de jongen als baby op te vangen toen zijn ouders overleden.

Aangezien zijn ouders onbekend waren maar er wel uit zagen als rijke reizigers van adelijke komaf besloot de baron om hem op te voeden op het kasteel en hem te behandelen als de zoon van lagere adel.

Zodoende was hij opgegroeid met de kinderen van schildknapen, ridders en de adel die voor de baron werkte.

Hij had dus een goede opvoeding gehad, manieren geleerd, rekenen, schrijven en zelfs lessen gehad in het omgaan met het zwaard en de rapier.

Op zijn twaalfde verjaardag mocht hij zijn beroep kiezen en in de leer gaan bij een van de meesters aan het hof van de baron of in de stad.

Hij hoefde toen niet lang te aarzelen en koos er snel voor om bij de boswachter in de leer te gaan.

Even had hij nog overwogen om te vragen of hij bij de magiër, die als adviseur voor de baron werkt, in de leer mocht aangezien die hem ooit had gezegd dat er kracht in hem school.

Maar al heel snel wist hij het zeker, het zou de boswachter worden.

Hij kende de bossen rondom de stad en het kasteel als zijn broekzak en vond het buiten in de bossen zijn veel fijner dan welke taak hij ook had gehad in het kasteel zelf.

Daarnaast bleek hij al op vroege leeftijd een natuurtalent te zijn in het boogschieten en door bossen sluipen.

Zo goed dat sommige mensen zich afvroegen of hij misschien stiekem elven bloed in zich had.

Aangezien niemand zijn naam kende maar het als kleine peuter al duidelijk was hoe lenig hij zou worden hadden ze hem Nimfor genoemd, Naar de legendarische elven koning die volgens de saga's zo lenig was dat hij zijn hoofd recht naar achteren kon draaien.

Dus was zijn naam nu Nimfor van Zeewold, naar het kasteel en de regio waar hij gevonden en opgeroeid was, ook wel Nimfor de lenige of Nimfor de elf genoemd.

En nu is hij bijna 15.

En nu is het de dag dat zijn examen begint dat zal bepalen of hij echt een van de mannen in dienst van de boswachter kan worden of dat hij nog een jaar moest leren, of misschien zelfs wel weggestuurd zal worden als ze zouden denken dat hij het niet kan leren.

Het is een dag vol zenuwen voor Nimfor, ondanks dat hij zich er van bewust was dat hij goed was in zijn vak en dus ongetwijfeld zal slagen.

 

Hij was net begonnen aan zijn eerste test, om te bewijzen dat hij een hert kan opsporen en besluipen moet hij boswachter Edward Trul, zijn leraar, opsporen en besluipen zonder dat deze hem opmerkt.

De opdracht is weliswaar zwaar maar het is wel een opdracht die hij in het verleden al meerdere keren met succes heeft uitgevoerd tijdens zijn training.

Langzaam sluipt Nimfor verder, zijn oren tot het uiterste gespannen, zijn ogen constant zoekend naar sporen, constant alert om geen enkel geluid te maken wat hem kan verraden.

Hij vangt een zacht geruis op in de bosjes langs het pad en heel voorzichtig gluurt hij tussen de takken door.

Tot zijn grote schrik gluurt er iemand aan de andere kant ook voorzichtig door de takken.

Even denkt hij dat het de boswachter is, dan dringt het tot hem door dat dit gezicht te smal is.

Langzamerhand dringt het tot hem door dat het gezicht eigenlijk totaal niet menselijk is en hij in het gezicht van een elf staart.

Zowel de Elf als hij schrikken in eerste instantie maar begroeten elkaar dan vriendelijk, tenslotte zijn ze buren in de ruime zin van het woord.

De elven wonen in de wouden aan de overkant van de grote rivier ongeveer één dag rijden met een paard naar het noorden vanuit Zeewold.

De elf stelt zichzelf voor als Elsír en kijkt verrast als hij Nimfur zegt "Aangenaam, mijn naam is Nimfur."

Hij vraagt verbaasd: "Je bent door je ouders vernoemd naar een elven held?"

"Ja, nou ja, door de baron, mijn ouders waren overleden toen ze mij vonden. Maar wat doet een elf hier helemaal?"

"Ik ben onderweg naar de baron om hem een boodschap van onze koning te geven. Kun je me de weg wijzen naar het kasteel?"

Even aarzelt Nimfur nog maar hij beseft al snel dat dit waarschijnlijk wel belangrijker is dan zijn examen dus en dat hij dat vast straks nog kan doen als ze snel zijn.

Dus zegt hij "Volg mij maar." Snel begint hij richting het kasteel te lopen terwijl de Elsír hem met gemak volgt.

Onderweg begint Elsír hem vragen te stellen, de elf lijkt vooral nieuwsgierig te zijn naar hoe Nimfur aan zijn naam komt.

Nimfur vind het vervelend dat hij het alweer moet uitleggen, iedereen vraagt hem waar zijn naam vandaan komt maar hij wil niet onbeleefd zijn dus verteld hij wat hij er van weet.

"Toen ik nog een baby was waren mijn ouders op reis.

Onderweg zijn we overvallen door een groep drows voor zover de boswachter uit de sporen kon opmaken."

Elsír sist even als de donkere broeders van de elven genoemd worden maar geeft verder geen commentaar en laat Nimfur rustig verder vertellen.

Nimfur gaat verder "Toen ze de koets overeind zette en de lijken van mijn ouders optilde om te begraven vonden ze mij onder mijn moeder.

Bewusteloos maar nog wel levend. Pater Mark heeft mij onderzocht en geheeld en ondertussen ontdekt dat ik zelfs voor een baby ongewoon lenig was, vandaar de naam Nimfur.

En aangezien mijn ouders er als adel uitzagen maar niemand weet wie het waren of waar ze vandaan kwamen heeft baron Ernest besloten mij in zijn huishouden op te nemen, dus werd ik Nimfur van Zeewold."

"Dat is een interessant verhaal en de naam is goed gekozen want je lijkt ook door het bos te rennen als een echte elf", reageert Elsír met een glimlach.

Dan word hij serieuzer en zegt: "Ik zou me bijna gaan afvragen of een van je ouders geen elvenbloed in zich had alhoewel dat ondenkbaar is, elven en mensen kunnen geen kinderen krijgen voor zover ik weet. Een interessant mysterie."

Ondertussen zijn ze al bijna bij het kasteel aangekomen en valt het gesprek stil als de poortwachter hun aanroept.

Verbaasd kijkt deze hoe Nimfur er aan komt met een elf naast hem en vraagt "Had jij geen examen Nimfur? En waar heb je een elf ontmoet?"

Nimfur geeft snel uitleg en ze kunnen doorlopen, snel volgt Nimfur de kortste weg naar de werkkamer van de baron.

Hij is heel ongerust of hij nog wel op tijd terug zal zijn voor het eerste deel van zijn examen dus gaat hij steeds sneller lopen.

Een keer bij de werkkamer aangekomen vraagt hij de wachter om hun aan te dienen en wacht hij zenuwachtig tot deze hun verteld dat de baron hun zal ontvangen.

Als hij binnenkomt en Elsír heeft voorgesteld moet hij natuurlijk uitgebreid vertellen hoe hij de elf ontmoet heeft en pas als hij hier mee klaar is en de baron een aantal vragen gesteld heeft lijkt deze zich te realiseren dat Nimfur vandaag zijn eerste test heeft.

Hij vraagt streng: "Heb je Edward wel verteld wat je ging doen?"

"Nee heer", stamelt Nimfur geschrokken, "dit leek me belangrijker."

"Ik keur je keuze niet direct af maar het is Edwards goed recht om je te laten zakken en nog een jaar als leerling te houden voor je nog een kans krijgt", zegt de baron wat vriendelijker.

"Ga nu maar snel terug en probeer het goed te maken, misschien ben je zelfs nog op tijd om als nog je test af te maken."

Snel rent Nimfur de kamer uit terwijl hij roept "Dank u, heer!"

Via de gangen voor bediendes rent hij zo snel mogelijk richting de poort maar natuurlijk moet hij halverwege zijn beste vriend Erik tegenkomen die hem net heeft zien lopen met Elsír en nu alles wil weten.

Snel legt hij uit wat er gebeurd is en dat hij terug moet naar boswachter Edward en rent vervolgens door.

Net als hij de poort uit wil rennen word hij in zijn kraag gegrepen en hoort hij naast zich een barse stem die roept: "Ja! Jou zocht ik!"

Als hij verschrikt omkijkt ziet hij het boze gezicht van Edward die hem door elkaar schud en wil beginnen met een boze tirade.

Snel legt Nimfur uit wat er gebeurd is en gelukkig luistert Edward ook, wat dat betreft is het een strenge maar wel goedaardige leermeester.

Edward mompelt nog een beetje boos maar zegt dan dat hij zal nadenken over een herkansing voor de eerste test.

Op dat moment klinkt de stem van Elsír die zegt "Nou, wat mij betreft kun je hem als geslaagd beschouwen hoor, hij wist zo goed te sluipen dat ik hem pas hoorde toen hij mij ook al gehoord had, er zijn weinig mensen die zoiets kunnen bij een elf."

Edward kijkt verbaasd en een beetje boos naar de elf en mompelt dat hij er wel over zal denken voor hij zich omdraait en wegloopt.

"Dank je wel dat je het voor me op nam", zegt Nimfur snel, "En wat ben je snel klaar bij de baron?"

"Ja, ik hoefde alleen maar een boodschap af te leveren, de baron zal deze doorsturen naar jullie koning. Vannacht blijf ik hier en morgen ga ik weer terug naar Âlandúr."

Nimfur is teleurgesteld, hij had gehoopt eindelijk een kans te krijgen om meer te weten over de held waar hij naar vernoemd is, tenslotte weten de meeste mensen weinig meer dan dat hij een held van de elven was in de oorlog tegen de drows, en dat hij erg lenig was en heel lang koning van de elven is geweest.

Hij vraagt hoopvol: "Eet je vannacht met de baron?"

Hij hoopt stiekem dat het antwoord nee zal zijn want dan kan hij vragen of Elsír met de boswachters en hun leerlingen mee wil eten, hij weet zeker dat de elf zich daar thuis zal voelen en dat de boswachters hem geweldig zullen vinden als hij een elf als gast meebrengt.

Helaas zal Elsír inderdaad met baron Ernest eten vanavond maar hij beloofd lachend dat hij na het eten nog even bij de boswachters langs te komen als hij ziet hoe teleurgesteld Nimfur kijkt.

 

's Avonds na het eten zit Nimfur vol spanning te wachten in de barakken van de boswachters met zijn vriend Erik die ook wou komen toen hij hoorde dat Elsír 's avonds bij de boswachters zou zijn.

Ze praten samen zachtjes, Nimfur verteld uitgebreid hoe hij de elf heeft ontmoet en vergeet ook niet om vol trots te vertellen wat voor compliment deze hem heeft gegeven waar Edward bij was.

Erik is goed onder de indruk tot grote tevredenheid van Nimfur. Natuurlijk moet Erik vertellen dat hij die middag ook complimenten heeft gekregen bij het zwaardvechten, Erik is in opleiding bij de wapenmeester van het kasteel en zal als hij het goed doet in de komende jaren misschien zelfs wel zelf ooit wapenmeester worden.

Hij verteld enthousiast over zijn zwaardvecht-examen van die middag waar hij glansrijk voor geslaagd is.

Terwijl ze zo praten blijven ze uit het raam kijken of ze Elsír al aan zien komen en eindelijk zien ze hem dan aankomen, snel lopen ze naar de deur en houden die open voor de elf.

"Zo, zo, wat een ontvangst", zegt deze lachend als hij binnenkomt, "Ik zag jullie al voor het raam staan wachten, jullie kunnen vast niet wachten om een elf uit te horen?"

Terwijl de rest van de leerlingen er ook nieuwsgierig bij komt staan kijkt hij glimlachend naar de volwassen boswachters en zegt: "Mensenkinderen willen altijd elven uithoren."

Nimfur zegt snel dat hij vooral meer wil weten over waar zijn naam vandaan komt.

Snel word Elsír weer ernstig en zegt: "Ik wil je daar wel over vertellen maar jullie moeten goed begrijpen dat niet alles aan mensen verteld kan worden dus dat ik sommige dingen moet weglaten."

Natuurlijk vind niemand dit een probleem dus gaat Elsír bij de volwassenen rond de open haard zitten en de leerlingen, die allemaal tussen de 12 en de 16 zijn, gaan in een kring aan hun voeten zitten terwijl hij begint te vertelen.

 

 

Koning tegen wil en dank

Wie ben ik?
Ik ben de koning.
Ik leid dit land en het buurland, eigenlijk leid ik dit hele continent.
Tegen wil en dank vervul ik mijn plicht, zoals ik altijd heb gedaan.
Terwijl alles wat ik ooit uit het leven wou was een eenvoud.
Een vrouw, misschien ooit kinderen, een baan en vooral mijn tijd met mijn gezin kunnen doorbrengen.
Maar ik moest zo nodig koning worden.
En dit is het verhaal van hoe dat zo gekomen is.

Na jaren vechten is het eindelijk zover.
Nadat het grootste deel van het land braak is komen te liggen.
Nadat meer dan twee derde van de bevolking afgeslacht is.
Nadat de grootste en mooiste kastelen vernietigd zijn en bijna alle grote steden verwoest zijn.
Is het dan nu echt zo ver.
Het is tijd voor die laatste grote veldslag.
De laatste overblijfselen van beide legers staan opgesteld in de vallei.
Elk aan een kant.
Elk nog maar een nauwelijks een tiende van het originele leger.
Er is zoveel dood en verwoesting geweest.
Het land is stervende.
Na deze veldslag moet het afgelopen zijn.
Na deze veldslag moet er weer opgebouwd worden.
Anders zullen de laatste mensen ook nog uitsterven.

Maar eerst de veldslag.
Ik moet me hier op focussen.
Ik moet de orders geven en het leger blijven leiden.
Ik moet mijn hoofd helder houden.
Ondanks dat ik weet dat zij daar is.
Aan de overkant.
Die vrouw die mijn hart heeft gebroken.
Maar vooral die vrouw die mij heeft verraden.
Dus ik zet haar uit mijn hoofd en concentreer me op de indeling van het leger.

De koning is met een groep trouwe ridders gevlucht en heeft het aan mij overgelaten om de slag te leiden.
De andere koning heeft vast hetzelfde gedaan.
Dus ik vrees dat het na deze slag gewoon verder gaat.
Ik kan alleen hopen dat een van de twee een dosis gezond verstand krijgt en mijn werk doen.
Ook al ben ik het niet eens met de taken die mij opgedragen worden.
Dus ik concentreer me op het leger.
Ik spreek ze toe in de hoop hun een hart onder de riem te steken en ze te motiveren nog een keer hun best te doen.
Het lijkt hopeloos.
Alle ingenieurs zijn dood of gevlucht.
Er zijn geen katapulten of andere oorlogsmachines meer.
We moeten het doen met onze zwaarden en de laatste rest pijlen.
Dus ik praat als Brugman en het lijkt zowaar te lukken om mijn mannen te motiveren.
Het voordeel is dat het eruit ziet alsof het er bij de tegenpartij niet veel beter aan toe is.
Voordat we ons opstellen doe ik nog snel een gebed voor de overwinning maar vooral voor het overleven van zo veel mogelijk van mijn mannen.
Ik hoop dat de goden gewillig zijn vandaag en aan onze kant staan.
Ik zie dat veel van de mannen mijn voorbeeld volgens en ook staan te bidden.
Uiteindelijk stellen we ons op en zien we dat ook de tegenpartij formaties inneemt.
Het is duidelijk dat ingraven niet zal werken, dit zal echt een frontale botsing tussen wat er over is van beide legers worden.
Het zal echt gaan tussen de voetsoldaten en de boogschutters, er zijn aan beide kanten nog maar zo weinig ridders en cavalerie over dat deze geen betekenis zullen hebben in de komende strijd.
Ik deel de boogschutters in twee groepen en zet ze op de flanken waar ze profijt hebben van de heuvels en daarna geef ik de ridders en overgebleven cavalerie de opdracht om de boogschutters te beschermen.
De voetsoldaten stel ik in het midden op zodat ze een schildmuur kunnen vormen en zo kunnen oprukken.

Trompetten schallen en aan beide kanten beginnen de voetsoldaten naar voren te lopen.
Ze gaan over in een draf en er weerklinkt een harde knal en het geluid van scheurend ijzer als de schildmuren van beide kanten met volle kracht tegen elkaar aan botsen.
De boogschutters van beide kanten laten een regen van pijlen los.
Dit is geen strijd van tactiek, dit is puur bot geweld, man tegen man, en de overwinnaar zal degene met het meeste uithoudingsvermogen of brute kracht zijn.
Na een tijdje houden de pijlen op, beide kanten zitten zonder.
Ik stuur koeriers naar de boogschutters en beveel ze om hun zwaarden te gebruiken en deel te nemen aan de strijd.
De ridders en cavalerie stuur ik er achteraan.
Ondertussen krijg ik bericht dat de tegenpartij hetzelfde doet.
Ik kijk rond en zie dat er niets meer te bevelen valt dus pak ik mijn schild, trek mijn zwaard en roep tegen de andere bevelhebbers en de koeriers dat ze mij moeten volgen.

Zonder nog om te kijken stort ik mij ook in de strijd en kom al snel mijn eerste tegenstander tegen.
Na dat ik daar korte metten mee heb gemaakt valt de volgende mij alweer aan.
Alles word al gauw een waas van zwaard heffen, pareren, steken, afweren met een schild, enzovoorts.
Langzamerhand word alles rood van het bloed en de lijken beginnen zich op te stapelen in deze, eens zo mooie, vallei.
De strijd lijkt dagen te duren maar in werkelijkheid zal het niet meer dan een paar uur zijn.
Tegenstanders zijn alleen nog te herkennen aan de vorm van hun helmen aangezien iedereen die nog leeft onder het bloed en de modder zit.
De meeste soldaten bloeden zelf ook uit diverse wonden, ik zelf heb ook twee wonden maar ik voel ze niet eens door de adrenaline.
Uiteindelijk heb ik geen tegenstander meer en lijkt het alsof ik wakker word.
Ik kijk om me heen, op het einde hebben de goden ons geluk toegeworpen, wat er nog over is van de vijand geeft zich over.

Tot mijn schrik ontdek ik dat van de 1500 mannen die onder mijn bevel stonden deze morgen er nog een krappe 100 leven.
Bij de vijand is het al geen haar beter, we nemen in totaal maar 45 gevangen, de rest is dood.
Ik moet ondanks de overwinning huilen om het offer wat het aan mensenbloed heeft gekost.
Om hoe dit hele continent bijna ontvolkt en verwoest is door 2 koningen die het niet eens konden worden over een strook van 100 meter grond op hun grens.
Een strook van 100 meter breedte op een continent van bijna 1900 KM breedte en 1700 KM lengte.
Ik moet huilen om de vredes delegatie van het land over het water en om hun gefaalde pogingen om onze koningen tot vrede te brengen.
Ik moet huilen om hun beroemde woorden:

Als u geen rede wilt zien.
Dan zullen wij gaan.
En u het ergste lot bezorgen wat wij kunnen.
Namelijk u de consequenties van uw keuzes laten ervaren.

 En dat hebben ze gedaan.
En wij hebben het ervaren.
Oh god wat hebben wij het ervaren.
Hadden we onze koning toen maar direct verzopen.
En had de tegenpartij dat maar ook gedaan.
Maar we hebben gewonnen.
Nu kunnen we beginnen met het herbouwen van het land.
Als onze koningen tenminste niet weer iets nieuws verzinnen.
Ik bid voor onze toekomst.

Terwijl ik zo in gedachten ben verzonken word ik gestoord door een groepje van mijn mannen die twee gevangenen met zich meevoeren waarvan ze willen dat ik er naar kijk.
Als ik de gevangenen beter bekijk blijkt dat het de vijandelijke commandant is en zijn minnares.
De vrouw die mij vijf maanden lang aan het lijntje heeft gehouden en mijn liefde gebruikt heeft om geheimen te ontfutselen en deze aan de vijand te door te spelen.
Uiteindelijk heeft ze me zonder iets te zeggen verlaten en moest ik later van onze spionnen horen waar ze was en hoe ze zich geliefd had gemaakt bij de vijandelijke generaal.
Terwijl ik terugblik op alle mooie momenten die ik met haar gehad heb en me met pijn in het hart realiseer dat ik nog steeds van haar houd ondanks alles wat ze me aangedaan heeft, vraagt de luitenant mij wat ze met de gevangenen moeten doen.
Ik peins even, bijna laat ik mijn liefde in de weg staan van mijn plicht.
Ik slik nog een keer de brok in mijn keel weg en probeer de tranen uit mijn ogen te houden terwijl ik mijn zwaard trek.
Zonder aarzelen hak ik het hoofd van de generaal af.
Ik kijk nog een keer in dat mooie gezicht wat ik zolang lief heb gehad terwijl zij begint te gillen als ze de treurige maar harde blik in mijn ogen ziet.
Ze begrijpt eindelijk dat ze geen invloed meer op mij heeft en dat haar verraad duur betaald moet worden.
Nog terwijl ze smeekt om haar leven duwen mijn mannen haar voorover.
Ik slik nog een laatste keer en laat dan na een lichte aarzeling mijn zwaard neerkomen.
Terwijl haar hoofd wegrolt fluister ik "vaarwel."

We nemen een dag rust en ik probeer de boze dromen van alle doden maar vooral die laatste dode van me af te houden.
Ik merk dat veel van mijn mannen hetzelfde probleem hebben en dat er maar weinig zijn die een goede nachtrust genieten.
Ook vang ik door de tentwanden heen gepraat van de officieren op.
Ze zijn het zat.
Al het vechten, al de verwoesting.
En net als ik hebben ze ingezien dat onze koning net zo hard schuldig is als de koning van de vijand.
Ik hoor dat ze het hebben over de onze koning ook afzetten en executeren en iemand anders als leider kiezen.
In mijn hart ben ik het met ze eens maar ik zou niet weten waar je een leider vandaan haalt die naast gezond boeren verstand en goede wil ook daadwerkelijk weet hoe hij leiding moet geven.
Terwijl ik hier nog over nadenk val ik in slaap en droom ik over een wegrollend hoofd.

De volgende ochtend word ik gewekt door een bediende die bezig is het aangekoekte bloed van mijn uitrusting te poetsen.
Ik moet er nog steeds aan wennen dat ik een bediende heb, 2 weken geleden was ik nog een ridder-kapitein.
Maar goed, na de vorige grote slag was ik de laatste officier die over was.
Dus in plaats van de boogschutters aan te voeren zoals ik de afgelopen 4 jaar heb gedaan ben ik nu generaal, de enige generaal.
Ik kom overeind en de bediende wil meteen ophouden met poetsen en mij helpen met wassen.
Dit gaat me nog steeds te ver dus ik wimpel hem af met de vraag of ik er soms invalide uitzie.
Geschokt door mijn reactie mompelt hij een excuus en gaat snel weer verder met poetsen.
Als ik klaar ben met wassen staat hij alweer naast me, dit keer met een blad met eten.
Ik zucht een keer want ik was eigenlijk van plan samen met de mannen te ontbijten maar ik wil deze arme man zich ook niet totaal nutteloos laten voelen.
Dus ga ik zitten en hij zet me vol trots mijn eten voor.
De andere officieren komen ook binnen en ook voor hun word gedekt.
Ik zie dat ze iets aan het bespreken waren maar trek me er niets van aan.

Net als ik vraag hoe het met de mannen gaat en de oudste luitenant een rapport begint te geven horen we een paard aankomen.
Er komt een koerier binnen die ons nieuwe bevelen van de koning brengt.
We moeten zo snel mogelijk de koning van de vijand opsporen en gevangen nemen voor een publieke onthoofding.
Ik hoor de officieren zuchten en ben zelf ook niet blij met dat onze geachte koning in zijn mooie kasteel niet beseft dat de troepen rust en voorraden nodig hebben.
Helaas heb ik geen keuze.
Ik geef bevel om spionnen en verkenners uit te sturen om de vijandige koning op te sporen en om de mannen na het ontbijt het kamp af te laten breken.
Na het ontbijt spreek ik de mannen toe en vertel ze hoe het mij spijt dat we geen rust krijgen maar dat onze geachte koning ons dat niet gunt.
Dit nemen ze lachend in ontvangst en ik zie vanuit mijn ooghoeken een paar officieren elkaar aanstoten en wat tegen elkaar fluisteren.

 Als de soldaten hun spullen hebben gepakt gaan we alvast onderweg in de richting waarin we denken dat de vijandige koning zich verstopt heeft.
Als we nauwelijks onderweg zijn krijg ik bericht dat ze hem vlakbij gevonden hebben in een klein versterkt kamp.
Al snel hebben we het kamp omsingelt en roepen we om overgave.

Natuurlijk weigert de koning maar het duurt niet lang of de poort gaat toch open en er komt een ridder naar buiten.
Hij vertelt ons dat ze wel klaar waren met de oorlog en dat 'die idioot van een koning' niet wou inzien dat verder doorgaan geen nut had.
Dus hebben ze hem geboeid en geven ze zich nu aan ons over.
Uit respect voor hun acties laat ik ze hun wapens houden en gaan we allemaal onderweg naar onze hoofdstad, of wat er van over is.
Na een mars van enkele dagen komen we daar aan.

Tijden de tocht zijn onze mannen bevriend geraakt met de ridders van de tegenpartij en ook ik zelf heb ontdekt dat het mensen zijn die weinig anders zijn dan onze eigen soldaten.
Als we de stad binnen marcheren staat de bevolking ons toe te juichen.
Het komt over alsof ze dit niet echt van harte doen maar het meer zien als hun plicht.
Ook het volk heeft allang door dat de toekomst waarschijnlijk alleen maar meer van hetzelfde zal brengen als het zo doorgaat.
Ook zij zijn het geweld zat, willen hun zonen thuis hebben en willen dat het leven weer terugkeert naar hoe het was voordat deze koning aan de macht kwam.
Inwendig moet ik alweer huilen.
En het idee waar ik al een paar dagen op aan het broeden ben begint steeds vastere vorm aan te nemen.
Het idee dat dit zo niet door kan gaan, dat ons land en het zojuist regeringsloos gemaakte buurland, nieuw leiderschap nodig heeft.
Ik staal mezelf voor wat komen gaat terwijl we het grote plein voor het koninklijke paleis opmarcheren.

De koning komt naar buiten met een handje vol edelen en houd een korte toespraak over de slechtheid van de gevangen koning van ons buurland en over hoe hij ons buurland zal zuiveren van alle kwalijke element.
Ik zie vanuit mijn ooghoeken dat de ridders van de tegenpartij die nog steeds bij ons zijn beginnen te mopperen.
Ik zie ook dat mijn eigen officieren boos beginnen te kijken en ik durf te wedden dat mijn blik ook niet heel vrolijk staat.
Uit de toespraak blijkt duidelijk dat hij niet van plan is om ons land weer op te bouwen maar dat hij het buurland net zo hard wil uitzuigen als hij met ons land heeft gedaan.
En hij laat ook doorschemeren dat hij het land wat de vredesdelegatie heeft gestuurd wil straffen voor hun woorden op termijn.
Alsof één continent verwoest nog niet genoeg voor hem is wil hij nu ook nog oorlog op een ander continent gaan voeren lijkt het.

Na deze toespraak beveelt hij dat de koning van de vijand ter plekke onthoofd moet worden.
Snel komt er een beul aanrennen die deze taak op zich neemt, bang als hij is dat hij anders door de lijfwacht van de koning zelf onthoofd zal worden zoals met twee van zijn voorgangers is gebeurd.
Als de lijfwachten en de beul bezig zijn het lijk op te ruimen ziet de koning opeens dat er vijandelijke ridders bij ons zijn.
Direct komt hij met een boos gezicht naar me toe en vraagt waarom ik die dat uitschot heb meegebracht.
Ik probeer hem uit te leggen dat ons leger zowat uitgeroeid is en dat deze mannen zich vrijwillig hebben overgegeven en hun koning hebben uitgeleverd aan ons en dat we ze dus goed zouden kunnen gebruiken om ons leger uit te breiden.
De koning wil hier niets van horen en schreeuwt in mijn gezicht dat hij eist dat we dat vuil onmiddellijk executeren.

Dit is voor mij de druppel.
Zonder verder na te denken trek ik mijn zwaard en in één vloeiende hak ik ook onze koning zijn hoofd af.
Even heerst er stilte en zie ik verbazing op de gezichten om mij heen en in de gezichten van de toeschouwers op het plein.
Dan beginnen twee van de lijfwachten van de koning met getrokken zwaard mijn kant op te rennen.
Tegelijkertijd komen mijn officieren en het grootste deel van mijn mannen aangerend en vormen een beschermend cordon om mij heen.
Als vervolgens ook de mensen massa op het plein begint te juichen en de andere lijfwachten zich bij mijn mannen voegen geven ook die laatste twee lijfwachten het op en gooien hun wapens neer.

Ik kijk naar mijn officieren en vertel hun dat ik de weg voor ze heb vrijgemaakt, ze kunnen mij nu oppakken als een verrader en hun eigen leider op de troon zetten.
Spontaan beginnen er een aantal te lachen en word mij verteld dat ik de leider ben die ze op de troon wouden zetten.
Ik probeer vrij fanatiek te weigeren maar juist hierdoor willen ze mij op de troon hebben.
Als vervolgens ook de ridders van ons buurland zich er bij voegen en vinden dat ik beide landen moet regeren omdat ik tenminste mijn verstand gebruik en begrijp wat er nodig is om het land weer op te bouwen.
Dus zo eindig ik op de troon.
Een troon waar ik nooit op had willen zitten.
En zo valt mij de eer te beurt om twee landen uit de verwoesting te helpen.
Om twee landen weer op te proberen te bouwen.
Iets wat meer tijd zal kosten dan ik nog heb aan jaren.
Maar ik zal mijn best doen om in ieder geval een begin te maken.
Vergeef mij als ik cynisch overkom.
Dat krijg je als je zo terug kijkt.

Nu weten jullie waarom mijn leven verre van simpel en eenvoudig is.